Vijf tips hoe om te gaan met de constatering van residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong

Veel bedrijven in de vleessector hebben te maken met de aanwezigheid van residuen van biociden en andere chemische stoffen in producten. Residuen in producten kunnen door bedrijven zelf worden vastgesteld of door de NVWA. De aanwezigheid van residuen kan een gevaar opleveren voor de volksgezondheid. Daarbij kan handhaving door de NVWA ingrijpend zijn. In deze blog vindt u daarom vijf tips voor bedrijven bij de constatering van residuen in levensmiddelen van dierlijke oorsprong.

Tip 1 – Test regelmatig en voer contra-onderzoek uit

Om risico’s voor de volksgezondheid te beperken en/of terugroepacties te voorkomen kunnen levensmiddelenbedrijven zelf stappen zetten. Het is belangrijk om regelmatig op de aanwezigheid van residuen in levensmiddelen te testen. Alle betrokken partners in de veehouderijsector zijn hiertoe op grond van Verordening 178/2002 verplicht. De NVWA heeft in dit licht richtlijnen voor het opstellen van zelfcontroleprogramma’s gepubliceerd.

Ook de NVWA test regelmatig de aanwezigheid van residuen. Dit doet zij in het kader van het Nationaal Plan Residuen. De NVWA kan op basis van het monsteronderzoek conclusies trekken en verplichtingen opleggen waar u het niet mee eens bent. In dat geval is het van belang dat u zelf onderzoek uitvoert om uw standpunt te onderbouwen. Met het oog op contra-expertise is het verstandig de NVWA altijd om afname van een tweede monster te verzoeken. De NVWA is verplicht aan uw verzoek gehoor te geven.

Tip 2 – Ken de regelgeving

Niet alle residuen in levensmiddelen zijn verboden. Voor veel residuen die zijn toegestaan, zijn maximale residulimieten (MRL’s) vastgesteld. Dat betekent dat de aanwezigheid van een residu in een bepaald onderdeel van een dier, onder een bepaald gehalte moet zijn. De relevante regelgeving en toepasselijke MRL’s zijn te vinden in de volgende Europese Verordeningen en regelingen:

Tip 3 – Neem (indien nodig) maatregelen

Wanneer blijkt dat er een verboden of te hoog gehalte van een residu in een levensmiddel aanwezig is, dan bent u verplicht het levensmiddel uit de handel te nemen. Indien het product de consument bereikt kan hebben, dient de consument daarvan in kennis te worden gesteld. Daarnaast dient er een GFL-melding te worden gemaakt. In sommige gevallen dient het levensmiddelenbedrijf ook een publieke recall uit te voeren. Dat is het geval als i) het product de consument bereikt kan hebben én ii) er geen andere maatregelen zijn om een hoog niveau van gezondheidsbescherming te verwezenlijken. Let wel: van deze verplichtingen is slechts sprake als het residu is aangetroffen in het uiteindelijke levensmiddel zelf, en niet slechts in een stof dat voor de verwerking van het levensmiddel is gebruikt.

Tip 4 – Voer een risicobeoordeling uit

Om vast te stellen of een publieke recall noodzakelijk is, is het uitvoeren van een risicobeoordeling essentieel. In een risicobeoordeling moet worden beoordeeld of het levensmiddel schadelijk is voor de gezondheid of ongeschikt voor menselijke consumptie. Zie deze blog voor nadere aandachtspunten bij het uitvoeren van een risicobeoordeling.

Tip 5 – Hanteer een residuenprotocol

Formuleer op basis van voorgaande tips een residuenprotocol zodat u en uw werknemers weten welke maatregelen dienen te worden genomen bij de constatering van een residu in een levensmiddel. Leg hierin vast wie binnen uw bedrijf voor welke stap verantwoordelijk is. Zorg ervoor dat uw medewerkers goed op de hoogte zijn van de toepasselijke regels, om risico’s voor de volksgezondheid of juist een onnodige recall, te voorkomen.

Voor meer informatie over residuen in levensmiddelen, lees deze blog. Voor informatie over een bedrijfsbezoek van de NVWA bekijk de video briefing met praktische tips of zie invalnvwa.nl.

Contact

Diederik Schrijvershof

T +31 20 238 20 03
M +31 6 81 364 318

Judith Jansen

T +31 20 238 20 13
M +31 61 425 13 28